Dukkha: een aanlopend wagenwiel of is het lijden?

In het begin van de bijbel staat “Toen zei God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht.” In het Boeddhisme staat in de eerste rede van de Boeddha “Er is dukkha”. De vraag is wat wordt hiermee bedoeld? Normaal wordt dukkha vertaald met lijden. Hiermee wordt het eerste van de vier nobele waarheden bedoeld. Nobel omdat ze de kern van het lijdensprobleem van de mensheid blootleggen. Ook in het Christendom, het Jodendom en de Islam staat vast dat de mensheid door de zondeval in een ongelukkige staat vertoeft en alle drie die godsdiensten proberen hun eigen oplossing te vinden voor het existiele probleem waarin de mensheid zich bevindt. 

Boeddha gaf aan dat juist in de onderkenning van het probleem ook de kiem van de oplossing lag. Gelijk in zijn eerste rede gaf hij die oplossing. De vier nobele waarheden zijn: 1. Er is dukkha; 2. Dukkha heeft een oorzaak;  3. Dukkha kan overwonnen worden; 4. De weg naar het overwinnen van dukkha is het edele achtvoudige pad. Zo, daar staat in 4 stellingen de gehele Boeddhistische ontologie! Briljant nietwaar? Er staat geschreven dat de vijf vrienden tegen wie hij dit voor de eerste keer vertelde gelijk alle vijf dukkha volledig ontstegen waren (arahants geworden waren). 

Toen ik deze stellingen hoorde kwam er toch nogal wat twijfel omhoog. Ik hoorde namelijk “Het leven is lijden”.  Zo werd het vaak gepresenteerd.  En als ik naar de wereld keek dan moest ik toegeven dat er inderdaad veel lijden was. Maar als ik naar mijn eigen leven keek dan moest ik erkennen dat er toch maar zeer weinig lijden was. Eigenlijk beschouwde ik mijzelf als een bofkont in dit leven. Maar als de basisstelling is, dat “Het leven is lijden” is, dan klopte er iets niet volgens mij.

Er zijn meerdere kanten aan deze zaak. Ten eerste is de nobele waarheid niet “Het leven is lijden” maar “Er is dukkha.” De officiële etymologische vertaling is “het knarsende geluid van een wiel dat aanloopt”, ik zie dat meer als ‘Het leven schuurt’. Maar als we het toch met lijden vertalen dan betekent het dat we eerst moeten onderkennen dat er lijden is. Dat is minder voor de hand liggend dan het er uit ziet. Om te beginnen kon ik zelf niet onderkennen dat er toch best wel wat lijden in mijn leven was. Ik geloof dat het een natuurlijke vorm van mijn overlevingsreactie is om het lijden in mijn eigen leven te ontkennen. Waarom somberen? “Always look on the bright side of life.” Ik weet dat het sterk afhangt van de persoonlijke instelling, maar de mijne is nu eenmaal vrij positief. Maar zolang je het lijden in je eigen leven ontkent zul je er ook niets aan kunnen doen. De keerzijde is als je het lijden in je leven overdrijft, dan zul je waarschijnlijk wegzakken in zelfmedelijden. Dus het gaat om een objectieve, niet persoonlijke, vaststelling van het lijden in jou menselijke bestaan. Dat is minder eenvoudig dan het op het eerste gezicht lijkt.

Ten tweede is de vraag kunnen we dukkha wel vertalen met het woord lijden? De Boeddha zegt hier meerdere dingen over. Inderdaad simpelweg het lijden wat veroorzaakt wordt door te krijgen wat je niet hebben wil (bijv. ziekte, dood, een vervelende buurman etc.) of niet krijgen wat je hebben wil (bijv. veel geld, een mooi huis, die geweldige persoon als partner etc.) dat is allemaal dukkha. Maar dukkha is ook de existentiële eenzaamheid waartoe de mens veroordeeld is (bijv. Je wordt alleen geboren en je gaat alleen dood) en soms word ik mij bewust van het onvermogen oprecht intiem contact te maken met de ander. Ik moet dan denken aan de soetra van de twee pijlen. Waarin iemand gewond raakt door een pijl en dat doet pijn. Maar direct daarna schiet iemand een tweede pijl in dezelfde wond. Dat is de pijl van “Waarom ik? Dit zou niet zo mogen zijn!” Die tweede pijl doet tien keer zoveel pijn als de eerste. Dat is de dukkha van het persoonlijk nemen. En dan is er nog de dukkha van uit het paradijs gevallen zijn. Zodra er een ik is, is er een ander. En die ik is behept met een levensenergie dat zich uit in overlevingsdrang. Als het erop aan komt dan is het ik of de ander. Dat veroorzaakt een diepe vertekening van de werkelijkheid, omdat de onderlinge afhankelijkheid (de Afrikanen noemen dit Ubuntu) dan niet meer waargenomen kan worden.

Wij moeten als opgroeiende mensen een gezond zelfbeeld ontwikkelen om met onze dagelijkse werkelijkheid op een bevredigende manier om te kunnen gaan. Dat zelf is iets dat ragfijn opgebouwd wordt in de jeugd. Als daarbij kinken in de kabel ontstaan, dan uit zich dat vaak in heftig lijden op latere leeftijd. Je kunt ‘de zelf’ zien als een vitaal stuk gereedschap waarmee wij ons door het hectische leven manoeuvreren. Het probleem ontstaat zodra wij ons complete zelfbeeld laten bepalen door dit instrument. En bovendien heeft dit zelfbeeld de sterke neiging al onze waarnemingen te vertekenen. Ons waarnemingsmechanisme wordt gestuurd door te zoeken naar contrasten, zwart/wit, koud/warm, dichtbij/ver weg etc. Met deze fragmentatie kunnen wij helderheid en een beetje houvast scheppen in de chaos die via onze zintuigen en ons denken en voelen binnenkomt. Vervolgens gaan wij geloven dat die indelingen de werkelijkheid zijn in plaats van handige concepten. Je kunt het vergelijken met een landkaart van een land en als we dat dan bestuderen geloven we dat we er geweest zijn. Ook dit aspect van ons menszijn valt onder de noemer dukkha. Het leidt meestal tot daden en gedachten die uiteindelijk tot nog meer dukkha aanleiding geven.

De Boeddha schrijft een diepgaand zelfonderzoek voor naar de wortels van dukkha. Hoe ontstaat het lijden in ons in al zijn facetten? Als wij zelf kunnen ontdekken hoe het lijden verankerd zit in de manier waarop wij onszelf en de werkelijkheid zien, dan komen wij bij de tweede nobele waarheid. “Er is een oorzaak voor dukkha”.

Daarover een volgende keer.