Contemplatieve groepsdynamiek

Acht mensen zijn er gekomen. We zitten in een kring op stoelen. Iedereen kan elkaar in de ogen kijken. Annick legt uit wat we gaan doen. Veel uitleg is niet nodig, want we gaan ons gedrag terug brengen tot het absolute minimum. Na 20 minuten van stille meditatie sluiten we de ogen en voelen wat er binnen in ons te voelen is. “Warme handen” zegt er iemand. “Tintelende voeten” zegt iemand anders na enige tijd. En zo gaat het een tijdje door. Nadat een 5 tal opmerkingen begin ik de lichaamsdelen te voelen zodra iemand die noemt. Ik weet dan dat de groep zich begint te vormen tot één holon. Na tien minuten van het benoemen van lichaamssensaties openen we de ogen en ervaren de enorme toename van informatie die daarmee gepaard gaat. We gaan door met sensaties benoemen, maar zijn nu veel attenter op de aanwezigheid van de anderen. Na enige tijd reflecteren we op het gebeuren. Waar iedereen het vooral over heeft is de schok die ontstaat als je de ogen opent. Maar dat je daar ook wel weer aan went. En dan is er koffie.
Na de pauze gaan we na enige uitleg over de gevoelstoon en de eerste 7 bewustzijnsniveaus (uit de Yogacara filosofie) aan de slag met het benoemen van de gevoelstoon. We zitten eerst 15 minuten in stilte en op een teken van Annick beginnen we, terwijl we de groep rond kijken, met het benoemen van de sensatie met de toevoeging aangenaam, onaangenaam of neutraal. Zodra dit gezegd is maakt de persoon een gebaar zodat iemand anders wat in kan brengen. Dit doen we een halfuur lang. In de reflectie wordt duidelijk dat mensen door krijgen hoe hier het ‘ik’ gevoel zijn oorsprong vindt.
Na de lunch nemen we de sprong naar het reflecteren. We zitten nu op kussens. Als iemand iets in brengt en een gebaar gemaakt heeft dan kan iemand anders beginnen door contact te maken (kijken) met de ander en zijn of haar inbreng terug geven. Dus als iemand zegt ‘Ik voel een warme gloed in mijn maag en dat is prettig.’ Dan kan de ander zeggen ‘Jij voelt een warme gloed in je maag en dat voelt prettig’. Het hoeft niet letterlijk als de ander zich maar echt gehoord voelt en dat moet diegene dan ook aangeven. Daarna kan de reflecterende persoon bij zichzelf kijken welke sensatie er is en kan zij haar sensatie inbrengen met de gevoelstoon. Het gebaar wordt dan gemaakt waardoor iemand anders weer daarop kan reflecteren en dan zijn/haar gevoel in kan brengen.
Wat duidelijk wordt is dat ‘mijn’ gevoelens heel vaak helemaal niet alleen van mij zijn, maar voortkomen uit de groep. En dat ik al snel de neiging krijg om een verhaal te maken bij mijn gevoelens. Hier spelen mijn sociale gewoonte patronen een belangrijke rol. Door deze oefeningen kan ik mijn sociale gewoonte patronen onderkennen. Door er aan voorbij te gaan, wordt mij duidelijk dat ik zeer gevoelig ben voor wat er in de groep speelt. In het gewoontepatroon zit ook het mechanisme waarmee ik mijn sensatie van mijn ‘ik’ opbouw. Ik blijf het een wonderbaarlijk simpele oefening vinden dat mij diepgaand leert hoe ik de werkelijkheid verander in het verhaal dat uit mijn gewoonte patronen voort komt.
We noemen dit Contemplatieve Groepsdynamiek.