Dukkha: waarom is er lijden? En hoe kom je er van af?

Volgens de traditie was het eerste betoog van de Boeddha, waarmee hij het wiel van de dharma (leer) in beweging zette, de “vier waarheden voor edelen” in de Dhammacakkappavattana Sutta. De eerste van die vier waarheden was ‘Er is dukkha’, de tweede was ‘Dukkha heeft een oorzaak’, de derde was ‘Bevrijding uit Dukkha is mogelijk’ en de vierde is ‘Door het achtvoudige pad te volgen bevrijd je jezelf van dukkha’. Dukkha wordt meestal vertaald met lijden, maar het is meer schuren of het aanlopen van een wagenwiel. Kortom we kunnen wel stellen dat het leven schuurt. Vooral als je al een goed deel van je leven er op hebt zitten kun je niet anders dan het hartgrondig met deze stelling eens zijn. Toen ik echter nog jong was kon ik dit niet goed begrijpen. Ja, ik begreep wel dat er lijden in de wereld was, dat was niet moeilijk. Maar ik vond zelf niet dat ik leed. Wellicht soms wel, maar niet de hele tijd. En als de belangrijkste grondstelling of axioma van het Boeddhisme was dat het leven lijden was (zo interpreteerde ik dat toen) en ik vond niet dat ik bij voortduring leed, dan klopte er iets niet. Ik heb er een paar decennia over gedaan om hier voor mijzelf enige helderheid te krijgen.

Door de boeddhistische psychologie in de Abhidhamma te bestuderen en deze te vergelijken met hedendaagse wetenschap werd mij een hoop duidelijk. De Abhidhamma is een grote verzameling teksten samengesteld tussen ruim 200 voor onze jaartelling en 500 na onze jaartelling die bestaat uit allerlei fenomenologisch onderzoek naar de werking van onze geest en de manier waarop wij de werkelijkheid gewaar worden. De Theravadins (ruim 150 voor onze jaartelling) ontdekten door nauwkeurige waarneming in meditatie dat onze geest alleen bewust wordt bij een verandering van de sensatie. Dat wil zeggen dat zodra wij geen verandering waarnemen in één van onze zes zintuigen, dan nemen wij ook niets waar. Kortom de uitspraak pratitya-samutpada (het in onderlinge afhankelijkheid ontstaan van alle fenomenen) slaat niet zozeer op de werkelijkheid zelf (hoewel dat wel geld voor de werkelijkheid, zoals iedere natuurkundige je dat met volle verstand kan bevestigen) maar meer op ons vermogen om de werkelijkheid waar te nemen. Kortom wij kunnen alleen de werkelijkheid in verandering waarnemen en dat past ook uitstekend in evolutionair psychologisch denken. Alles wat niet verandert herbergt geen gevaar dus dat hoeven we ook niet waar te nemen als we ruim vier miljoen jaar proberen te overleven op de Afrikaanse savannen.

Moderne wetenschap en vooral de psychofysica is onomstotelijk vastgesteld dat er tussen het binnenkomen van de impuls (signaal) en de gewaarwording ervan in onze geest een differentiator zit. Dat wil zeggen het binnengekomen signaal wordt alleen waargenomen als het verandert en hoe sterker de verandering hoe groter het signaal. Dus als het signaal of het patroon van signalen onveranderlijk is nemen wij het niet waar. Een bekend voorbeeld is ons zien. Het signaal is licht dat op de kegeltjes en staafje in ons netvlies valt. Dat genereert een groep zenuw signalen die naar de hersenen gaan (de visuele cortex). Doordat de oogbol voortdurend een klein beetje beweegt kunnen wij een statisch beeld blijven zien. Als we de oogspieren verlammen (soms nodig voor bepaalde operaties) en we houden het hoofd stil zodat de licht inval op dezelfde manier het netvlies blijft bereiken, dan zien wij binnen de kortste keren niets meer. Er komt dan een grijze mist voor ons zichtveld zoals wij dat waarnemen. Maar dit geld ook voor denken en voelen. Als ik mediteer in een ruimte met een luid tikkende klok en ik vraag aan de mensen om bewust de klok te blijven horen, dan lukt niemand dat. Het vaste patroon van tikken verdwijnt in onze waarneming en alleen als we er weer aan denken en bewust onze aandacht er op richten horen wij het weer. Ik heb zelf sinds mijn 24ste een luide sis of ruis in mijn linkeroor. Ik wordt er iedere keer bewust van als die van toon of intensiteit wijzigt. Voor de rest neem ik het niet waar tenzij ik er over praat of denk, zoals nu.

Wat wil dit nu zeggen over hoe ik de werkelijkheid ervaar? Als ik alleen de werkelijkheid ervaar in verandering, omdat mijn waarneming nu eenmaal zo in elkaar steekt, dan kan de werkelijkheid niet anders voor mij zijn dan iets wat voortdurend verandert. Een leerling van Shunryu Susuki Roshi vroeg eens tijden een mondo (vragen uurtje) “Roshi, ik luister nu al vele jaren naar uw uitleg van het Boeddhisme en ik raak er altijd weer door geïnspireerd, maar ik heb steeds het gevoel dat ik de kern mis. Kunt u niet in twee woorden uitleggen waar het in het Boedhisme over gaat?” De mede studenten moesten gniffelen over deze vraag, want daar was toch geen echt antwoord op mogelijk, maar Roshi zei, “Alles verandert” en vroeg om de volgende vraag. Dus los van het feit dat alles ook daadwerkelijk altijd verandert in onze wereld van fenomenen, kunnen wij die wereld alleen maar als veranderlijk ervaren door de manier waarop wij waarnemen. Nu weet ik uit ervaring en uit groepssystemisch onderzoek dat ik en alle mensen die ik ken een broertje dood hebben aan verandering. Iedere verandering brengt turbulentie met zich mee. Het verandert vrijwel nooit precies zoals ik het hebben wil. Zodra de situatie fijn is wil ik dat hij zo blijft. Zodra de situatie ongemakkelijk is wil ik dat hij verdwijnt. En als de situatie neutraal is heb ik de neiging deze te negeren. Verandering gooit hier altijd roet in het eten en geeft mij of een raar / naar gevoel, of vanuit mijn verleden een negatieve voorspelling van de toekomst (en als die positief is wordt dat later wel negatief), of ik wordt mij bewust dat ik echt niet weet wat er gaat gebeuren (dan zit ik het dichtst bij de realiteit) en dat geeft helemaal een ongemakkelijk gevoel. Kortom in mijn mens zijn zit ingebakken dat ik alleen maar verandering kan ervaren en dat ik verandering vrijwel altijd niet fijn vind. Zo is dus voor mij dukkha ingeboren.

Ik merk wel dat wanneer ik op spaarzame momenten mezelf vergeet en alles wat er gebeurt niet meer persoonlijk neem, dan ervaar ik het schuren niet. Er is dan alleen nog maar een soort kinderlijke nieuwsgierigheid naar het volgende dat er gebeurt. Dat zijn momenten waarop de grenslaag tussen mijzelf en de buitenwereld bijzonder open en transparant is. En dan gebeurt er weer iets wat mij herinnert aan mijzelf en dat ik goed moet zorgen voor mijzelf en dan gaat die grenslaag weer dicht en voel ik mij een afzonderlijk geheel ten opzichte van de rest van het universum. Ik heb wel ontdekt dat het mediteren mij de mogelijkheid biedt om langer open te blijven staan in situaties waarin ik vroeger dicht sloeg. En laatst kwam ik uit een sesshin en ging rechtstreeks in een systemische groepsdynamica dag van SCT. Dat zijn wel twee uitersten qua gedrag omdat ik in de sesshin helemaal naar binnen ga en bij SCT helemaal naar buiten in de groep ga. Aan het eind van die dag kon ik waarnemen dat ik voortdurend bewust geweest was van alle emoties en veranderingen in mij en ik kon mijzelf kortstondig ervaren als voortduren veranderend zonder wezenlijke kern. Ik denk dat ik dat vroeger behoorlijk eng gevonden zou hebben, maar nu ervaarde ik dat als bevrijdend. Op zo een moment ervaar ik het vormeloze als potentie in de vorm en heb ik het gevoel veel dichter bij de werkelijkheid gekomen te zijn.