Vluchten kan niet meer…

Teisho gehouden op de zenzondag (meditatie-dag) op Kenkon op 18 september 2016

Toen ik mij ging voorbereiden op deze teisho dacht ik, “Wat moet ik in hemelsnaam gaan zeggen?” En toen dacht ik, “Laat Frank het maar doen.” En daar had ik alweer een vluchtpoging te pakken. Ik probeer het keer op keer weer. Ieder moment als er iets gebeurd dat ik niet prettig vind of wil, komt er iets in mij in opstand of ik laat mijn hoofd hangen als deemoedig slachtoffer. En als het wel is zoals ik wil dan kom er iets in mij in opstand zodra het dreigt te verdwijnen. Het merendeel van de tijd gaat wat er is tegen mijn verwachting of wil in en probeer ik te vluchten in een werkelijkheid die alleen in mijn hoofd leeft. Als ik alleen al in een rij sta voor een serie loketten en die andere rij gaat sneller. Voortdurend moet de afweging gemaakt worden of ik nu wel of niet naar die andere rij moet switchen. Of als die adres gegevens niet omhoog komen in mijn telefoon, terwijl ik toch zeker wist dat ze in mijn contacten moeten staan. Allemaal kleine ergernissen die zo vaak per dag voorkomen dat ik nauwelijks nog in de gaten heb dat ik het anders wil en de irritatie ervaar als een min of meer constante, waardoor ik er nauwelijks nog bewust van ben. Dit heet het schuren van de werkelijkheid in ons leven, aangeduid als dukkha in het Sanskriet. Waarvan de Boeddha zei dat hij bevrijd was door de zo-heid van de werkelijkheid direct te ervaren. Hij noemde zichzelf de tathāgata, wat betekent de aldus of alzo gekomene.

De vraag is wat hij daarmee bedoelde en wat het met vluchten te maken heeft? Daarvoor moeten we ons beseffen hoe wij de werkelijkheid om ons heen ervaren. Thich Nhat Hanh zegt dat wij de werkelijkheid op drie manieren kunnen waarnemen. 1) de werkelijkheid zoals hij is zonder tussenkomst van gedachten of gevoelensfilters (das Ding an sich volgens Immanuel Kant), 2) via representaties in onze geest (functionele afbeeldingen van de directe waarneming) en 3) of via verbeelding (imaginaties, visualisaties, dromen etc.). Als onze zintuigen direct waarnemen is dit volgens de eerste manier, waarneming en het waargenomen vallen samen en zijn niet te onderscheiden, maar direct daarna zal onze geest het waargenomenen oppakken en er iets mee gaan doen. Als wij een tafel zien zal er direct de notie tafel zich in ons geest ontpoppen als iets waar je wat op kan leggen. Als een houtworm de tafel ziet dan ervaart hij ‘voedsel’! Het hangt maar van je perspectief af wat je ervaart, maar het is in ieder geval niet meer de gehele werkelijkheid die je ziet. Dat is het tweede niveau van de representaties. Als je vervolgens ’s nachts droomt van de tafel dan ben je met een verbeelding van de werkelijkheid bezig. Niveau drie doen we ook als we wakker zijn. Bij visualisaties maken we er bewust gebruik van, maar heel vaak doen we het zonder dat we het zelf in de gaten hebben. Nu is het zo dat we vrijwel altijd via niveau 2 of 3 de werkelijkheid benaderen en vrijwel nooit via dat eerste niveau. Op dat niveau is er geen binnen of buiten, geen leven of dood, geen lijden en ook geen einde aan het lijden. Herkennen jullie het al? De Hart Soetra is een zuivere uitdrukking van dat eerste niveau van waarnemen. In het tweede en derde niveau zijn we vrijwel altijd ongelukkig met de werkelijkheid zoals we hem ervaren. En als we gelukkig zijn dan zijn we bang dat het geluk weer zal verdwijnen. We willen dat het anders is en gaan de strijd aan met de werkelijkheid. Maar in feite gaan we de strijd aan met ons eigen bewustzijn die dat werkelijkheidsbeeld heeft geschapen. We proberen te ontsnappen uit een wereld die niet bestaat dan alleen in onze geest. Dat lukt dus nooit.

De enige oplossing is niet te vluchten maar je er naar toe keren. Kijk er heel nadrukkelijk naar hoe, en vooral naar het proces, waarmee je de werkelijkheid iedere keer in je geest opbouwt. Als je goed kijkt dan zie je dat er niets verdwijnt en dat alles voortdurend veranderd. De wolk wordt regen, de regen verdwijnt in de grond en voedt de planten, de planten voeden de dieren en ons, wij scheiden het vocht weer uit en het komt in de rivieren en zeeën, daar verdampt het weer tot wolken. Zo zijn wij ook de wolk en de planten en de grond en de regen etc. etc. Maar mijn geest verteld mij zo niet te kijken, want dan verdwijn ik en dat moet ten kosten van alles voorkomen worden. Heftig probeer ik te vluchten van de werkelijkheid die alleen maar is. En ik vlucht in de werkelijkheid van mijn geest, dat is in ieder geval “mijn” wekelijkheid. Ook al is hij dan meestal niet zoals ik hem hebben wil, “ik” besta ten minste in die werkelijkheid en ben daar zelfs het middelpunt van. Zo wordt dukkha geboren en in stand gehouden. Het is natuurlijk niet zo dat wij daar een keuze in kunnen maken. Al onze voorouders, onze cultuur en de omstandigheden werken mee om dit zo te houden. Als je dit ziet wordt je bevangen door een enorme compassie voor jezelf dat je dit als mens moet dragen. In het Christendom wordt dat de erfzonde genoemd. Je wordt ermee geboren en het is je geboorterecht om zo te lijden. Keer er naar toe en heb een groot mededogen met jezelf en de gehele wereld dat wij allemaal dit moeten doormaken.

Ik hoop dat er dan iets wakker wordt. Iets van een groot verlangen naar de waarheid. Naar de werkelijkheid direct te kunnen ervaren en niet alleen door jouzelf, maar door iedereen. Opdat iedereen ophoudt te vluchten en thuis komt in de kern van de werkelijkheid. Ik ervaar dat in het volgende gedicht.

Tilicho Lake

In this high place it is as simple as this,

Leave everything you know behind.

Step toward the cold surface,

say the old prayer of rough love

and open both arms.

Those who come with empty hands

will stare into the lake astonished,

there, in the cold light reflecting pure snow,

the true shape of your own face.

David Whyte